Taalgebruik(en) tijdens de training

 In Communicatie

Hoe vaak geef je training aan een groep met weinig diversiteit (homogeen)? Ik amper. Mijn groepen zijn veelal enorm divers. Niet alleen qua religieuze voorkeur, seksuele geaardheid en afkomst, maar ook qua denkniveau, kennis en ervaring. Hoe ga je om met taal in je training, zodat iedereen begrijpt wat je zegt?

Aansluiten bij de taal van de (doel)groep

Voor mezelf hou ik altijd het volgende in de gaten: Maak gebruik van jip-en-janneketaal. Bij elke doelgroep en over elk onderwerp praat ik in makkelijke woorden. Ik kan me voorstellen dat je denkt: ‘Kun je dan geen vaktermen gebruiken?’ Zeker wel! Leg ze dan wel even uit. Of: ‘Sluit je dan nog wel aan op de doelgroep?’ Ja. Ook in jip-en-janneketaal zijn er talrijke woorden. Bij jongeren heb ik het over ‘chillen’ en bij volwassenen over ‘ontspannen’. Op deze manier sluit je aan bij alle taalniveaus van de groep.

Betrek deelnemers bij het geven van uitleg

Voordat je zelf theorie uit gaat leggen, vraag je aan de groep wie er al kennis heeft over het onderwerp. Op deze manier is het interactief, weet je welke kennis er al in de groep aanwezig is, worden de mensen die er al wat vanaf weten gezien, en ken je de termen die de deelnemers zelf gebruiken rondom het onderwerp. Zo voelt het voor de meer ervaren deelnemers minder als herhaling en meer als een opfrissing. Ook kun je inhaken op de woordkeuze van de groep.

Dit kun je doen in het algemeen: ‘Wat is doelgericht werken en waarom is dat belangrijk?’ Maar je kunt ook deelvragen maken: ‘Wie heeft er weleens een doel opgesteld?’ ‘Kun je hier een voorbeeld van geven?’ ‘Wat is volgens jou een goed doel?’ ‘Wat zijn voor- en nadelen van doelgericht werken?’ Juist bij korte vragen krijgen alle deelnemers de kans om mee te denken en hun kennis te delen. Laat de deelnemers zelf zoveel mogelijk uitleggen over het onderwerp. Uiteindelijk vat je alles wat er is gezegd samen en voeg je daaraan toe wat volgens jou belangrijk is.

Deelnemers die moeite hebben met de taal

Deelnemers die nauwelijks Nederlands spreken, vormen soms een uitdaging. Vaak lost dat zichzelf op. Dan legt de deelnemer die naast diegene zit extra uit wat de opdracht is. Soms heeft deze samenwerking een zetje nodig. Mijn ervaring is dat een dergelijke samenwerking goed gaat. Ik koppel een deelnemer voor wie de training wat gemakkelijker is aan de deelnemer die moeite heeft met de taal. Uiteraard werkt dat alleen als beide deelnemers ervoor openstaan, maar dat is eigenlijk altijd wel het geval. Voor beide deelnemers werkt het positief: ze zijn bewust bezig met de inhoud van de training.
Zijn er tussen de trainingsdagen door opdrachten om thuis uit te voeren? Dan vraag ik aan de deelnemer die moeite heeft met de taal om dit samen met een ander, zoals een familielid of vriend, te doen. Door middel van dergelijke samenwerkingen krijgt ook de minder geletterde veel mee van de training.

Op welke manier pas jij taalgebruik bewust toe in trainingen?

 

Gerelateerde Artikelen

Geef een reactie